Samenvatting uitspraak
Belanghebbende is een vof. De activiteiten zijn per 1 januari 2013 overgenomen door een bv. De vof is per 4 februari 2013 ontbonden en per 6 februari 2013 uitgeschreven uit het handelsregister. Nadien is een boekenonderzoek ingesteld bij de vof. Met dagtekening 24 december 2016 is een naheffingsaanslag OB 2011 aan belanghebbende opgelegd. Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag niet op de juiste wijze bekend is gemaakt. De rechtbank overweegt, onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad (HR 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1097, NTFR 2023/1431), dat de naheffingsaanslag alleen rechtsgeldig bekend kon worden gemaakt indien de vof op dat moment nog niet opgehouden was te bestaan. Omdat niet in geschil is dat de vof in ieder geval in 2016 niet meer bestond, heeft een rechtsgeldige bekendmaking niet kunnen plaatsvinden. In dat geval is niet in geschil dat de naheffingsaanslag niet binnen de daarvoor geldende termijn bekend kan worden gemaakt. De rechtbank vernietigt daarom de naheffingsaanslag.
Noot
De rechtsgevolgen van een belastingaanslag kunnen op grond van art. 3:40 Awb pas intreden als de aanslag aan de belastingplichtige is bekendgemaakt. Voor rechtspersonen heeft de Hoge Raad reeds in 2003 geoordeeld dat indien een rechtspersoon is opgehouden te bestaan, de aanslag niet rechtsgeldig kan worden bekendgemaakt (HR 19 september 2003, ECLI:NL:HR:2003:AK8288, NTFR 2003/1591). In 2023 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een belastingaanslag eveneens niet meer rechtsgeldig bekend kan worden gemaakt aan een vof die is opgehouden te bestaan (HR 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1097, NTFR 2023/1431).
Wanneer houdt een vof op te bestaan?
In de uitspraak was niet in geschil dat de vof op het moment van het vaststellen van de aanslag niet meer bestond. Toch wil ik nog enige woorden wijden aan het antwoord op de vraag wanneer een vof ophoudt te bestaan. Op grond van art. 31 WvK kan een vof worden ontbonden. Na ontbinding wordt het vermogen op grond van art. 32 WvK vereffend. Na vereffening van het vermogen houdt de vof op te bestaan, hetgeen volgt uit (civiele) jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 31 oktober 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4665). Gedurende de vereffening kan de aanslag nog wel rechtsgeldig bekend worden gemaakt.
In onderhavige zaak gaat het om een vof die (geruisloos) is ingebracht in een bv. Bij een (geruisloze) inbreng worden in de regel alle activa en passiva van een personenvennootschap ingebracht in een bv. Hierdoor is er na de inbreng geen sprake meer van vermogensbestanddelen die vereffend dienen te worden. Na de ontbinding houdt de vennootschap onder firma dus onmiddellijk op te bestaan en kan de aanslag naar mijn mening dus niet meer bekend worden gemaakt.
Bekendmaking aan de niet meer bestaande vof na 1 januari 2019?
Met ingang van 2019 is in de Invorderingswet 1990 een regeling opgenomen op grond waarvan belastingaanslagen ook kunnen worden bekendgemaakt indien de belastingschuldige is opgehouden te bestaan (art. 8 lid 2, 3 en 4 Iw 1990).
Hoewel deze regeling bedoeld lijkt te zijn voor rechtspersonen, spreekt de tekst in brede zin over de belastingschuldige die is opgehouden te bestaan en kan deze regeling naar de letter ook worden toegepast op een vof die is opgehouden te bestaan.
De Hoge Raad lijkt deze lezing in r.o. 3.2.1 van het eerder aangehaalde arrest van 18 augustus 2023 impliciet te bevestigen: ‘Aan een vennootschap onder firma die niet meer bestaat, kan weliswaar nog een belastingaanslag worden opgelegd, maar in dat stadium is bekendmaking van die aanslag onder het hier toepasselijke, tot 1 januari 2019 geldende recht, niet meer mogelijk.