HR 10 oktober 2025, ECLI:NL:HR:2025:1500
Belanghebbende ging in cassatie tegen zijn navorderingsaanslagen Inkomstenbelasting 2017 en 2018, maar diende zijn gronden te laat in. Zijn beroep werd daarom niet-ontvankelijk verklaard. Alleen het incidentele beroep van de staatssecretaris kwam daardoor inhoudelijk aan bod — en daar zitten interessante punten in.
Oordeel van de Hoge Raad
De inspecteur had bij navordering vergrijpboeten opgelegd wegens (voorwaardelijk) opzet op het te laag aangeven van resultaat uit overige werkzaamheden.
De boete was gebaseerd op artikel 67e AWR, dat uitsluitend van toepassing is indien wordt nagevorderd en ziet op situaties waarin door opzet of grove schuld te weinig belasting is geheven.
Het Hof Arnhem-Leeuwarden vernietigde de boetes, omdat niet vaststond dat belanghebbende correct was uitgenodigd tot het doen van aangifte. Volgens het Hof gold – in lijn met het arrest van 30 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1341 – dat zonder juiste uitnodiging of aanmaning geen boete kon worden opgelegd.
De Hoge Raad verduidelijkt dat dit slechts geldt voor artikel 67d AWR.
Die bepaling ziet op het (opzettelijk) niet, onjuist of onvolledig doen van aangifte; daarvoor is inderdaad vereist dat iemand is uitgenodigd en, bij niet-reageren, aangemaand.
Bij artikel 67e AWR ligt dat anders. Deze bepaling ziet op het gevolg van opzet of grove schuld – namelijk dat bij navordering te weinig belasting is geheven – en niet op het aangiftegedrag zelf. Daarvoor is geen uitnodiging of aanmaning vereist. Het Hof had dat onderscheid miskend. De Hoge Raad verklaart daarom het incidentele beroep van de staatssecretaris gegrond en verwijst de zaak naar Hof ’s-Hertogenbosch voor herbeoordeling van de boeten.
Omkering van de bewijslast
Interessant is dat de Hoge Raad in rechtsoverweging 5.4 expliciet opmerkt dat voor de omkering van de bewijslast bij het niet-doen van de vereiste aangifte (art. 27e AWR) wél dezelfde eisen blijven gelden als bij artikel 67d AWR.
Dat betekent dat omkering alleen kan plaatsvinden wanneer de belastingplichtige:
- is uitgenodigd tot het doen van aangifte,
- de termijn ongebruikt heeft laten verstrijken, en
- na aanmaning nog steeds geen aangifte heeft gedaan.Met andere woorden: de correctheid van de uitnodiging en aanmaning blijft bij omkering cruciaal — maar speelt geen rol bij een boete op grond van artikel 67e AWR.
Waarom dit arrest telt
Sinds het arrest van 30 september 2022 werd soms aangenomen dat zonder uitnodiging of aanmaning geen enkele vergrijpboete mogelijk was. De Hoge Raad brengt nu nuance aan:
Alleen bij art. 67d AWR – dat ziet op het niet of onjuist doen van aangifte – geldt het aanmaningsvereiste;
Bij art. 67e AWR – dat ziet op te lage heffing door opzet of grove schuld in navorderingssituaties – niet;
De Hoge Raad bevestigt daarnaast ten overvloede dat voor de omkering en verzwaring van de bewijslast bij het niet-doen van de vereiste aangifte (art. 27e AWR) wél dezelfde voorwaarden blijven gelden als bij art. 67d AWR: uitnodiging, termijnoverschrijding én aanmaning blijven noodzakelijk.
Kort gezegd
Een procedurefout in de uitnodiging hoeft een navorderingsboete (art. 67e AWR) niet te blokkeren.
Voor adviseurs betekent dit: controleer altijd welke boetebepaling de inspecteur toepast. Alleen bij een boete op grond van 67d biedt het uitnodigings- en aanmaningsverweer nog soelaas.
Tevens heeft een dergelijk verweer nog zin ten aanzien van de omkering en verzwaring van de bewijslast.

